Coornhert en het Statenglas in de Sint-Janskerk in Gouda

Inleiding
In dit artikel staat de vraag centraal of het uit 1596 daterende gebrandschilderde raam in de Sint-Janskerk in Gouda, ‘De triomf van de vrijheid van consciëntie’, ook wel Statenglas genoemd, rechtstreeks geïnspireerd is op het werk van Coornhert. Twee van Coornhert’s werken uit respectievelijk 1582 en 1590 behandelen dezelfde thematiek als in het glas tot uitdrukking komt: de vrijheid van geweten en de strijd tegen gewetensdwang. 

Volgens sommige publicaties zou of het ene of het andere werk van Coornhert door hem aan de stad Gouda zijn opgedragen. Het gaat om Synodus van der Conscientien Vryheydt (1582) en Proces van’t ketterdoden ende dwangh der conscientien (1590).

Ook wordt ingegaan op de betaling door het Goudse stadsbestuur aan de drukker Jasper Tournay van tien exemplaren van Proces van’t ketterdooden. De levering van deze exemplaren aan prins Maurits is door meerdere historici gezien als een schenking door het stadsbestuur. 

Ten slotte wordt de vraag gesteld of toe-eigening van Coornhert door de stad Gouda terecht is.

Twee werken over de vrijheid van geweten
Het in 2018 in Haarlem verschenen boekje Een strijdbare Haarlemse humanist vermeldt over het Statenglas: “De voorstelling op het glas ‘De triomf van de vrijheid van consciëntie’ en de tekst zijn geïnspireerd op Coornhert’s Synodus van der Conscientien Vryheydt (1582).”¹

Dit in 1582 verschenen werk zou volgens verschillende publicaties zijn opgedragen aan de stad Gouda. Ook tijdens de Goudse Glazenlezingen van 1995 en 1999 door respectievelijk Martin van Gelderen en Paul Abels werd hiernaar verwezen.²

Synodus werd uitgegeven zonder drukkersmerk, plaats en jaartal.³ In 1630 is het boek opgenomen in deel 2 van Wercken, uitgegeven door Jacob Aertsz Colom te Amsterdam. Coornhert schreef het werk in een periode, waarin hij op straffe van verbanning of gevangenis restricties kreeg opgelegd door de Staten van Holland om vrijuit van gedachten te wisselen met zijn gereformeerde opponenten.⁴

In de in Wercken opgenomen uitgave wordt niet vermeld dat Synodus is opgedragen aan het stadsbestuur van Gouda. Het lijkt ook hoogst onwaarschijnlijk dat Coornhert een werk aan Gouda zou hebben opgedragen dat gedrukt is zonder plaatsvermelding in een tijd waarin hij gevaar liep in zijn drang tot schrijven beperkt te worden. Bovendien had hij met Gouda in 1582 voor zover bekend nog geen connecties.

In 1989 werd door de toenmalige Stichting Fonds Goudse Glazen een boekje uitgegeven onder de titel Dirck Volkertsz. Coornhert in Gouda. Hierin wordt door de auteur, H.A. van Dolder-de Wit, vermeld dat Coornhert kort voor zijn dood zijn laatste geschrift opdroeg aan het Goudse stadsbestuur, dat handelt over ‘De lieve vryheydt der Conscientien’. De opdracht zou op 7 november 1590 – kort na zijn dood – zijn aanvaard. Volgens het boekje kocht het stadsbestuur tien exemplaren van het werk om aan prins Maurits te geven.⁵

Misschien heeft deze publicatie voor het misverstand gezorgd dat Synodus van der Conscientien Vryheydt opgedragen zou zijn aan de stad Gouda. Het laatste geschrift van Coornhert – verschenen in juli 1590 – heet echter Proces van’t ketterdoden ende dwangh der conscientien, een waarschuwing tegen de opvattingen van de Leidse hoogleraar Justus Lipsius over godsdienstvrijheid. Coornhert weerlegde hierin Lipsius’ werk Politicorum (1589), een handleiding voor de vorst om goed te regeren. 

Proces bestaat uit twee delen, politiek en kerkelijk, die in één band werden opgenomen, maar ook afzonderlijk zijn gepubliceerd.⁶ Het eerste deel begint met een opdracht aan het stadsbestuur van Leiden. Aan het tweede deel is een briefje toegevoegd, gericht aan het stadsbestuur van Gouda. Dit briefje vermeldt onder de aanhef de woorden ‘De lieve vryheydt der Conscientien’. Die woorden vormen dus niet de titel van het boek, zoals abusievelijk afgeleid zou kunnen worden uit het boekje van de Stichting Fonds Goudse Glazen.

Coornhert waarschuwde Gouda bij monde van die lieve vrijheid van geweten voor nieuwe, ergere gewetensdwang. “God behoede u daarvoor, o Gouda, die de gouden vrijheid zo wijselijk verkiest.” De stad moet geduld uitoefenen met de moedwil van degenen die deugdzaamheid missen. De lieve vrijheid van geweten vraagt aan Coornhert om zijn Proces aan de stad te geven, opdat het proces van kettervervolgingen doorzien en verstaan wordt.

Maar Gouda was niet de enige stad die het boek ontving. Coornhert liet niet na de stedelijke overheden in zijn conflict met Lipsius te betrekken. Hij had het werk – vergezeld van ‘particuliere brieven’ – ook verstuurd naar het stadsbestuur van Dordrecht en naar andere Hollandse steden om hen te waarschuwen voor de theorieën van Lipsius.⁷  

A.A.J. Rijksen schreef al in 1947 in zijn bekende werk Gespiegeld in kerkeglas dat het tweede deel opent met een opdracht aan Gouda.⁸ Het briefje, gericht aan het stadsbestuur van Gouda, moet dan ook niet als een opdracht worden gezien, maar eerder als een waarschuwing. Het werk was opgedragen aan de stad Leiden. Een tweede opdracht aan een andere stad lijkt niet erg waarschijnlijk.

Hendrik Laurensz. Spieghel, vriend van zowel Lipsius als Coornhert, trad op als bemiddelaar in het conflict. Hij bezocht Coornhert in Gouda, samen met Gideon Fallet, secretaris van de Staten-Generaal, op 19 juni 1590. Ze wilden Coornhert ertoe brengen de pennenstrijd met Lipsius te staken. Coornhert wilde daar niets van weten. Enkele weken later werd Proces van’t ketterdoden uitgegeven.

Lipsius was diep geraakt. Coornhert had zijn geschil met hem in de openbaarheid gebracht. Hij kon een groot publiek bereiken door in het Nederlands te schrijven. Lipsius schreef in het Latijn. Hij wilde als geleerde niet worden beoordeeld door een onwetend volk.

Kort voor Coornhert’s dood had het Leidse stadsbestuur diens Proces veroordeeld. Het aanvaardde de opdracht niet, omdat het bang was Lipsius, prominent hoogleraar aan de Leidse universiteit, te kwetsen. Lipsius had het boek willen verbieden, maar Gerard Cornelisz. de Lange, burgemeester van Gouda en ‘het laatste toevluchtsoord van Coornhert’, had zich daartegen verzet. Lipsius had een verbod gewild door de Staten van Holland. Zo’n verbod zou volgens hem van algemeen nut zijn geweest.

Hij dreigde met vertrek uit Leiden. Om hem gunstig te stemmen werd alsnog de verkoop van het boek op 31 januari 1591 door de Staten van Holland verboden. De resterende oplage werd in beslag genomen.⁹ Lipsius liet zich echter niet vermurwen en verliet Leiden in maart 1591. Hij vertrok naar Duitsland, waar hij zich in Mainz tot het katholicisme bekeerde. Een jaar later vestigde hij zich in Leuven.

Coornhert had in zijn boek aangetoond dat de opvattingen van Lipsius over kettervervolging onverenigbaar waren met de godsdienstvrijheid, die hij en zijn medestanders voorstonden. Lipsius had nog geprobeerd zijn eer te redden met de publicatie in oktober 1590 van een nieuw boek De Una Religione, opgedragen aan de Staten van Holland. Coornhert heeft de weerlegging van dit boek niet kunnen voltooien. Het manuscript werd in 1591 door vrienden in het Latijn uitgegeven. De Nederlandse versie werd opgenomen in het derde deel van Wercken onder de titel Verantwoordinghe van ’t Proces Van den Ketteren niet te dooden. 

Coornhert laat in dit laatste werk, kort voor zijn dood geschreven, nog eens zien dat Lipsius op politiek en godsdienstig gebied als een vijand van de Nederlanden moest worden beschouwd.

Bezoek van Prins Maurits aan Gouda
Lipsius had een sterke drang gevoeld om Coornhert te weerleggen, vooral nadat hij had vernomen dat tijdens een bezoek van prins Maurits aan Gouda enkele raadslieden uit zijn entourage naar de drukkerij van Jasper Tournay waren gegaan om het manuscript van Proces van’t ketterdoden in te zien.¹⁰

Lipsius was op de hoogte gebracht van dit bezoek. Dat blijkt uit een brief van 19 oktober 1590 gericht aan Cornelis Aerssens, pensionaris van Brussel en griffier van de Staten Generaal. Hij dacht zelfs dat de raadslieden de drukker hadden aangespoord om het werk te verspreiden en concludeerde dat hij blijkbaar ook onder de leidende figuren vijanden had, wat hij niet had verwacht gezien zijn verdiensten.

Prins Maurits moet Lipsius goed gekend hebben. Hij studeerde namelijk bij hem in Leiden van 1582 tot 1584. Op verzoek van de prins werden tien exemplaren van het Proces aangeschaft. Jasper Tournay stuurde de rekening van zeven gulden naar het stadsbestuur, die op 7 november 1590 werd voldaan.¹¹ 

Zowel in het boekje van de Stichting Fonds Goudse Glazen uit 1989 als in diverse andere publicaties wordt de levering van de tien exemplaren van Proces als een geschenk van het stadsbestuur aan Prins Maurits gezien.¹²

Ook Rijksen ging er op basis van een vermelding in de stadsrekening van Gouda vanuit “dat de opdracht niet alleen is aanvaard, maar de burgemeesters er zo mee ingenomen zijn, dat de stad niet minder dan tien exemplaren ervan koopt en deze aan prins Maurits ten geschenke geeft”. Volgens Rijksen sprak uit ‘de simpele post’ in de stadsrekening ‘uitbundige waardering’ voor het boek. De stadsrekening vermeldt het volgende:

“Betaelt Jasper Tournay, bouckdrucker alhier de somma van zeven guld. over die coope van thien boucken genaempt ’t proces van ketterdooden by Dirck Volckersz Coorenhard in zyn leven wytgegeven jegens seker Bouck Justi Lipsii (Ure et Seca) die duer last van Burgemeesteren gelevert zyn aen S.Exellentie van Nassou. Ordonn. 7 Nov. 1590 ….. VII guld.”¹³

Het ligt echter meer voor de hand dat het stadsbestuur de rekening heeft voldaan als onderdeel van de totale kosten van het bezoek, waarbij de stad als gastheer optrad. 

Prins Maurits zal zijn raadslieden opdracht hebben gegeven om Coornhert’s boek te onderzoeken. Coornhert had zijn conflict met Lipsius in de openbaarheid gebracht. Hij had verschillende steden in het geschil betrokken. Lipsius voelde zich diep gekrenkt. Er ontstond steeds meer ophef over het conflict tussen beiden, een potentieel gevaar voor de orde en veiligheid in het land. In die sfeer zal prins Maurits zich op de hoogte hebben willen stellen van de inhoud van Proces. Het als geschenk aanbieden van maar liefst tien exemplaren van het werk door het Gouds stadsbestuur aan prins Maurits past niet bij deze verwikkelingen.

Het statenglas in de Sint-Janskerk in Gouda
Niet alleen de Haarlemse publicatie Een strijdbare humanist, maar ook andere werken vermelden dat het principe ‘vrijheid van consciëntie’ van het Goudse stadsbestuur, dat centraal staat in het Statenglas, ontleend zou zijn aan Coornhert. Rijksen schreef zelfs dat men het Statenglas het glas van Coornhert zou kunnen noemen.¹⁴ De auteurs van Een strijdbare Haarlemse humanist hebben zich waarschijnlijk op die publicaties gebaseerd.. 

Vrijheid van geweten was echter al veel langer een belangrijk thema in de Nederlanden. Coornhert bestreed vooral de gereformeerde predikanten die deze vrijheid wilden beperken. In die zin was hij een geestverwant van de Goudse bestuurders, die een gematigde religie in de stad voorstonden en zich tegen de calvinisten keerden. Deze bestuurders waren voor een groot deel katholiek gebleven, net als Coornhert. Zowel Coornhert als de Goudse regenten vreesden een ‘Geneefse inquisitie’.

De historicus Martin van Gelderen stelde in zijn in 1995 gehouden Goudse Glazenlezing in de Sint-Janskerk in Gouda dat de Opstand een strijd voor de vrijheid was. De Staten van Holland schreven in 1572 in een zendbrief aan Filips de Tweede, koning van Spanje en landsheer van de Nederlanden, dat zij streden voor de vrijheid van geweten. Veel opstandelingen zagen in de vrijheid van geweten het wezenlijke van de persoonlijke vrijheid. Het merendeel van de gereformeerden respecteerde de gewetensvrijheid en veroordeelde het gebruik van geweld in geloofszaken. Voor de bestrijding van ketters zetten zij het publieke debat in. Willem van Oranje probeerde vanaf 1576 godsdienstvrede te bereiken als oplossing voor de scherpe tegenstellingen tussen de Nederlandse gewesten. Gewetensvrijheid werd als een natuurlijk recht gezien. In 1579 werd de Unie van Utrecht gesloten. Hier werd bepaald dat ieder individu vrijheid van religie heeft en dat niemand vanwege zijn religie vervolgd mag worden. 

In 1582 betoogden vooraanstaande gereformeerde predikanten echter dat onbeperkte religieuze beleving zal leiden tot ongebondenheid. Het geweten was pas vrij wanneer het gevangen was in Gods Woord en in het ware gereformeerde geloof. De overheid moest het ware geloof waarborgen.  

Het is deze opvatting van vrijheid die door Coornhert werd aangevochten. Hij pleitte voor vergaande vrijheid van meningsuiting en godsdienstuitoefening. In datzelfde jaar 1582 schreef hij zijn Synode van de gewetensvrijheid. Het verlangen naar deze vrijheden was volgens Coornhert de belangrijkste reden voor de Opstand.

Dit verlangen naar gewetensvrijheid wordt uitgebeeld in het Statenglas, een verlangen dat niet alleen in de geschriften van Coornhert verwoord werd, maar dat ook leefde bij de gereformeerde predikanten en alle anderen die hun steun verleenden aan de Opstand. Het glas werd geschonken door de Staten van Holland als overwinnaars van de strijd tegen Filips de Tweede. Alle belangrijke Hollandse steden zijn in het glas vertegenwoordigd. 

Vermoedelijk hebben de Staten zelf een belangrijke inbreng gehad in de thematiek van het glas. Het glas beeldt het hoogtepunt uit van de overwinning die de ‘Vrijheid van Consciëntie’ over de tirannie heeft behaald. Twee vrouwelijke figuren vertegenwoordigen de ‘Vrijheid van Consciëntie’ en de ‘Bescherming van het Geloof’. De tirannie wordt verpletterd: een koning die verslagen op de grond ligt. De bevrijding van de tirannie en de triomf van de vrijheid van geweten staan centraal.¹⁵

Enkele jaren later werd duidelijk dat de figuur ‘Bescherming van het Geloof’ oorspronkelijk anders genoemd werd, namelijk ‘Bescherming tegen Tirannie’. Rechtzinnige predikanten hebben in de eerste helft van de zeventiende eeuw de naam laten veranderen. Zij wilden tot uiting brengen dat het de overheid is, als instelling van God, die de (gereformeerde) kerk moet beschermen.¹⁶ 

Die opvatting staat tegenover die van Coornhert en vermoedelijk ook tegenover de opvatting van degenen die het glas hebben laten vervaardigen. Het Statenglas met de oorspronkelijke tekst beeldt een oud Hollands verlangen naar vrijheid uit, dat ook bij Coornhert leefde. Het werd gemaakt in een tijd waarin Filips de Tweede was afgezworen, maar de oorlog nog decennia in beslag zou nemen. 

In een speciale editie van Tidinge van Historische Vereniging Die Goude over de tentoonstelling van Museum Gouda en de Sint-Janskerk ‘Beleef het Wonder van Gouda’ naar aanleiding van de viering van 750 jaar stadsrechten is een bijdrage van Tom Hage gewijd aan de religie-politiek in de cartons (de werktekeningen) van de Goudse glazen.¹⁷ Er wordt ook aandacht besteed aan het carton van glas 1 ‘De vrijheid van consciëntie’. 

De tirannie is verdreven, uitgebeeld door de overwonnen tiran, koning Filips II. Geloofsvervolging heeft plaatsgemaakt voor de vrijheid van geweten. Tom Hage maakt, evenals Martin van Gelderen, duidelijk dat het glas een oud verlangen naar vrijheid van geweten representeert. Dit verlangen rechtvaardigde de strijd tegen de Spaanse overheersing.

Hage brengt het glas in dit artikel niet in verband met Coornhert. Zijn naam wordt niet genoemd. Opvallend is dat een bespreking van de latere veranderingen in de tekst door orthodoxe calvinisten achterwege blijft.

Geconcludeerd moet worden dat in tegenstelling tot wat wordt beweerd in Een strijdbare Haarlemse humanist het Statenglas niet direct is geïnspireerd op Coornhert’s in 1582 verschenen Synodus van der Conscientien Vryheydt. De voorstelling in het glas gaat terug op een al veel langer bestaand verlangen naar gewetensvrijheid voor iedereen.

Toe-eigening van Coornhert
De koppeling van het Statenglas aan Coornhert heeft alles te maken met de in Gouda bestaande neiging om Coornhert toe te eigenen, alsof hij allesbepalend zou zijn geweest voor de meningsvorming van de Goudse regenten aan het eind van de zestiende eeuw over vrijheid. Volgens een informatiepaneel op de Goudse tentoonstelling ter gelegenheid van Coornhert’s geboortejaar 1522, in 2022 500 jaar geleden, wordt hij gezien als ‘grondlegger van de Goudse vrijheid’.

In een lezing, gehouden voor het Erasmus Genootschap in Gouda, vroeg kerkhistoricus Paul Abels zich af welke kraamvader het beste kan worden toegeëigend door Gouda: Erasmus, Coornhert of Herman Herbers? Hij koos voor Coornhert: “Gelet op zijn grote invloed op het Goudse stadsbestuur en op de principiële koers van de stad verdient hij het allermeest een standbeeld op de Goudse Markt.”¹⁸

Deze toe-eigening staat natuurlijk niet los van Coornhert’s vestiging in Gouda in 1588, waar hij de laatste twee jaar van zijn leven heeft gewoond. Het is daarom des te opvallender dat toe-eigening niet plaatsvindt in Haarlem, waar Coornhert toch het grootste deel van zijn leven heeft gewoond en gewerkt. Dit blijkt althans niet uit Een strijdbare Haarlemse humanist.

In Geschiedenis van Gouda (2021) is te lezen dat de vroedschap van Gouda was geïnspireerd door de geschriften van de vrijdenker Coornhert. Elk mens moest de vrijheid hebben om zonder gewetensnood te leven ofwel de vrijheid om zijn geloof te kunnen belijden. Gouda aanvaardde in de jaren tachtig van de zestiende eeuw het principe van de vrijheid van geweten. De Goudse vrijheid zou personen hebben aangetrokken die om hun afwijkende opvattingen in de problemen kwamen.¹⁹

Toch was het de Goudse vroedschap die in 1583 bezwaar maakte tegen het te voeren openbare debat tussen de Leidse hoogleraar en predikant Adrianus Saravia en Coornhert over de Heidelbergse Catechismus. Dit in Den Haag gehouden debat kon op toestemming rekenen van prins Willem van Oranje. Van te voren moesten ook de vroedschappen van de in de Staten van Holland vertegenwoordigde steden akkoord gaan. Rotterdam en Gouda dienden bezwaren in. Gouda schreef op 12 september dat de debatten konden leiden tot “een groote onstichtinghe der gemeente ende scheuringe in der kercken”. Het was beter om de zaak te laten rusten. De vroedschap zou zich echter niet verzetten als de gereformeerde predikanten hadden ingestemd met het debat. Tijdens de debatten waren zeven steden vertegenwoordigd. Gouda stuurde geen vertegenwoordiger.²⁰

Uit deze aantekeningen in het vroedschapsboek van Gouda – opgenomen in Bruno Beckers ‘Bronnen tot de kennis van het leven en de werken van D.V. Coornhert’ – en uit Gouda’s afwezigheid in Den Haag kan worden afgeleid dat in ieder geval in 1583 nog geen sprake was van enige invloed van Coornhert op de religieuze politiek van de stad.

Hierboven is aangetoond dat al veel langer werd gestreefd naar vrijheid van geweten en dat dit streven zeker niet tot Gouda beperkt bleef. Het stadsbestuur van Gouda probeerde zolang mogelijk vast te houden aan de eigen religie-politiek. De komst van Coornhert in 1588 zal daar nauwelijks invloed op hebben uitgeoefend. Coornhert was welkom omdat hij paste in het religieuze klimaat dat Gouda toen wilde uitstralen.

Slot
Volledige vrijheid van godsdienst – zoals door Coornhert bepleit – bleef voorlopig een wensdroom. Ook de Goudse rooms-katholieken kregen te maken met het verbod op openbare uitoefening van hun geloof. Zij konden hun huisbijeenkomsten echter in relatieve vrijheid vieren.²¹

In de literatuur van de afgelopen decennia wordt vaak een verband gelegd tussen het door Coornhert verwoorde verlangen naar godsdienstvrijheid en de Goudse vrijheid. Er bestaat zeker geestverwantschap tussen Coornhert en de Goudse regenten. Coornhert prees de vrijheid in Gouda. Juist die geestverwantschap zorgde er voor dat Coornhert in Gouda kon gaan wonen, nadat hij Delft moest verlaten.

Het voert echter te ver om Coornhert te zien als de inspiratiebron en zelfs als de grondlegger van de Goudse vrijheid. Deze opvatting en ook de neiging om Coornhert toe te eigenen zijn voor een deel gebaseerd op misvattingen, zoals hierboven beschreven. Toe-eigening is dan ook niet terecht.

Twintig jaar geleden schreef Paul Abels nog: 

“De thematiek, de vrijheid van consciëntie, van het Statenglas is zonder meer te beschouwen als een politieke beginselverklaring van de stad Gouda. De stadsbestuurders zou groot onrecht worden aangedaan, indien men de keuze voor dit thema louter zou bestempelen als een hommage aan de vijf jaar eerder in deze kerk begraven Coornhert.”²²

Coornhert wordt er echter niet minder belangrijk door. Hij blijft de onvermoeibare strijder voor godsdienstvrijheid. Hij liet zich daarbij altijd inspireren door de bijbelse waarheid, zoals hij die zag. Het was niet aan de mens maar aan God om uiteindelijk in te grijpen in de verwarrende tijden waarin hij leefde. 

Kees Plaizier
juli 2022 (aangepast)

Voetnoten
¹ Wim Cerutti, Maria van Vlijmen, Peter van Wingerden, Dirck Volckertszoon Coornhert (1522-1590). Een strijdbare Haarlemse humanist (Haarlem 2018) 66.

² P.H.A.M. Abels eds., Duizend jaar Gouda. Een stadsgeschiedenis (Hilversum 2002) 423, 480; P.H.A.M. Abels, Vensters des hemels en vensters op de wereld. De ‘protestantse glazen’ als politiek manifest. Lezing Goudse Glazendag 1999 (Gouda 1999) 11; P.H.A.M. Abels, ‘Van breed naar smal; van smal naar breed. De eigen weg van de Goudse kerk’ in: L. Brussee-van der Zee e.a. red., Balanceren op de smalle weg. Liber Amicorum voor Kees van Duin, Alle Hoekema en Sjouke Voolstra (Zoetermeer 2002) 123-145. Zie ook: http://www.paulabels.nl/2009/07/van-breed-naar-smal/ (12-7-2022); R.A. Bosch, De 72 Glazen van de Sint Janskerk in Gouda (Stichting Fonds Goudse Glazen, Gouda 2008) 130; M. Van Gelderen, De vrijheid van consciëntie: Het vrijheidsideaal van de Nederlandse Opstand (1555-1610) Lezing Goudse Glazendag 1995 (Gouda 1996) 19; Z. van Ruyven-Zeman e.a red., De cartons van de Sint-Janskerk in Gouda (Delft 2011) 154.

³ H.C. Rogge, Bibliotheek der Remonstrantsche Geschriften (Amsterdam 1863) 7.

⁴ J. Gruppelaar (red.), Politieke geschriften, 33, 65. Coornhert schreef hierover in 1579 in een brief aan zijn vriend Nicolaes van der Laen, burgemeester van Haarlem.

⁵ H.A. van Dolder-de Wit, Dirck Volkertsz. Coornhert in Gouda (Gouda 1989) 10.

⁶ Zie: http://www.paulabels.nl/oude-drukken/zestiende-eeuw/ (12-7-2022). Dirck Volckartsz. Coornhert, Proces Vant Ketterdoden ende dwang der Conscientien, tweede deel Kerckelijck. Zonder het eerste deel Politijck.

⁷ De informatie over Coornhert en het conflict met Lipsius is ontleend aan: Francine de Nave, ‘De polemiek tussen Justus Lipsius en Dirck Volckertsz. Coornhert (1590): hoofdoorzaak van Lipsius’ vertrek uit Leiden (1591)’ in: De Gulden Passer. Bulletin van de Vereniging der Antwerpsche Bibliophielen, 48e jaargang (Antwerpen 1970) 4, 5, 19, 20, 23-24, 26-30, 32, 35.
Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_gul005197001_01/_gul005197001_01_0001.php (12-7-2022).

⁸ A.A.J. Rijksen, Gespiegeld in kerkeglas (Lochem 1947) 221.

⁹ Zie ook H. Bonger, Coornhert en Gouda (Gouda z.j), 28. Het boekje is in 1984 uitgegeven door de toenmalige Coornhert Stichting Gouda.

¹⁰ Van Paul Abels vernam ik dat in september 1590 twee raadslieden van prins Maurits in Gouda waren voor overleg over de Hildam. Prins Maurits was hierbij niet aanwezig. Op 24 september 1590, nog geen week na dit bezoek, kreeg Jasper Tournay opdracht om tien exemplaren van Proces vant ketterdoden naar prins Maurits te sturen.

¹¹ Francine de Nave, ‘De polemiek tussen Justus Lipsius en Dirck Volckertsz. Coornhert (1590) 25.

¹² http://www.paulabels.nl/2009/07/van-breed-naar-smal/ (12-7-2022); P.H.A.M Abels, ‘Gouda: kraamkamer van de vrijzinnigheid in de Nederlanden’ in: M. de Baar en M. van Dijk (red.), Herinnering en identiteit in het vrijzinnig protestantisme (Hilversum 2009) 83-98, aldaar 91; Abels, Duizend jaar Gouda. Een stadsgeschiedenis, 423-4; Bonger, Coornhert en Gouda, 28; Goudse Canon, ‘Coornhert. Vrijdenker van het eerste uur’ (https://goudsecanon.nl/14/1590/Coornhert/ 12-7-2022).

¹³ Rijksen, Gespiegeld in kerkeglas, 223.

¹⁴ Paul H.A.M. Abels, ‘Goudse vrijheid bevochten en kwijtgeraakt’, 1575-1700’ in: P.H.A.M. Abels e.a, Geschiedenis van Gouda (Hilversum 2021) Uitgavereeks Historische Vereniging Die Goude nr. 46, 107; Goudse Canon: Coornhert, vrijdenker van het eerste uur (https://goudsecanon.nl/14/1590/Coornhert/); G.J. Vaandrager, ‘De gebrandschilderde ramen in de Sint Janskerk’ in: Wim Denslagen, Gouda. De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst (Zwolle 2001) 137; Bosch, De 72 Glazen van de Sint Janskerk, 130; Van Ruyven-Zeman, De cartons van de Sint-Janskerk in Gouda, 154.

¹⁵ Van Gelderen, De vrijheid van consciëntie: Het vrijheidsideaal van de Nederlandse Opstand, 9, 11, 16, 17, 18-22, 24.

¹⁶ Z. van Ruyven-Zeman e.a., Het geheim van Gouda. De cartons van de Goudse Glazen (Zutphen 2002) 104. Verwezen wordt naar het Corpus Vitrearum over de Goudse Glazen, uitgegeven in Amsterdam in 2000.

¹⁷ Tom Hage, ‘Propaganda van formaat. Religie-politie in de Goudse cartons’ in: Tidinge van die Goude, speciale editie (Gouda 2022) 26-37.

¹⁸ P.H.A.M. Abels, ‘Erasmus en Coornhert als kraamvaders van de Goudse vrijzinnigheid’. Lezing voor het Erasmus Genootschap d.d. 28-4-2010. Zie: http://www.paulabels.nl/2010/04/erasmus-en-coornhert-als-kraamvaders-van-de-goudse-vrijzinnigheid/ 12-7-2022).

¹⁹ Paul H.A.M. Abels, ‘Goudse vrijheid bevochten en kwijtgeraakt’, 105-106.

²⁰ H. Bonger, Leven en werk van Dirck Volckertsz Coornhert (Amsterdam 1978 ) 113; B. Becker, ‘Bronnen tot de kennis van het leven en de werken van D.V. Coornhert’ in: Rijksgeschiedkundige publicatiën, kleine serie 25 (Den Haag 1928), 88. Zie ook: http://resources.huygens.knaw.nl (12-7-2022).

²¹ Abels, ‘Goudse vrijheid bevochten en kwijtgeraakt’, 106.

²² http://www.paulabels.nl/2009/07/van-breed-naar-smal/ (12-7-2022).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *