De Gereformeerde Kerk speelde reeds aan het eind van de zestiende eeuw een dominante rol in de Hollandse samenleving, ondanks de toen nog geringe aanhang, die rond 1600 circa 15% van de bevolking bedroeg.¹ Deze dominantie werkt nog steeds door in kerkhistorische bijdragen, bijvoorbeeld in de geschiedschrijving over de zogenoemde Goudse Catechismus. De auteur van het in 2011 als 35ste bijdrage van die Goude verschenen boek over de Goudse predikant Herman Herbers doet een poging de beeldvorming rond dit boekje te doorbreken.²
Dominante positie
Van kerkhistoricus Mirjam van Veen is de volgende uitspraak: “Aanhangers van de Heidelbergse Catechismus kregen een dominante positie in de Nederlandse publieke kerk door te doen alsof ze altijd al dominant waren geweest.”³ Haar woorden vormden de slotzin van een artikel over de door gereformeerde scherpslijpers zo genoemde Goudse Catechismus. Deze dominante positie lijkt nog steeds door te klinken in kerkhistorische bijdragen waarin te weinig afstand wordt genomen van de door deze scherpslijpers gecreëerde beeldvorming.
Dat geldt ook voor de behandeling van het in 1607 verschenen anonieme boekje Korte Onderwijsinghe der kinderen inde Christelijcke Religie, dat meer bekendheid heeft gekregen onder de naam Goudse Catechismus. Twee in Gouda gepubliceerde voorbeelden tonen deze dominantie aan. Zowel in de Goudse Canon⁴ als in het in mei 2017 verschenen themanummer ‘500 jaar Reformatie in Gouda’ van Tidinge van die Goude⁵ wordt gesteld dat Gouda een eigen catechismus had. Deze bewering nodigt uit tot een hernieuwde duiding van de opwinding over de verschijning van dit leerboekje voor kinderen.
Eigen geloofsleerboek
In het themanummer van Tidinge van die Goude over 500 jaar Reformatie in Gouda wordt kort aandacht besteed aan de predikant Herman Herbers (1540/4-1607). U.G.M. Doedens schrijft ondermeer over hem: “In Gouda zou hij zelfs een nieuwe catechismus schrijven, waarmee de gereformeerde gemeente van Gouda de enige in de Nederlanden werd met een eigen geloofsleerboek.⁶
Uit deze formulering blijkt niet dat het om een kleine catechismus voor schoolkinderen ging. Er kan slechts worden geconcludeerd dat Gouda de strijd aanging met de Heidelbergse Catechismus door een eigen catechismus te schrijven, een opvatting die na publicatie van het boekje werd gehuldigd door opponenten van de Goudse predikanten. De titel van het boekje wordt weggelaten, namelijk: Korte Onderwijsinghe der kinderen inde Christelijcke Religie.
Het boekje werd gedrukt in het najaar van 1607. Herman Herbers was in februari van datzelfde jaar overleden. Het anoniem verschenen boekje werd hoogstwaarschijnlijk geschreven door de Goudse predikanten Dirck Herbers (zoon van Herman) en Herboldus Tombergius, aanvankelijk met medewerking van Herman Herbers. Het boekje was bestemd voor gebruik op scholen, niet voor gebruik in de kerk.⁷
De Gereformeerde Kerk van Gouda was zeker niet de enige gemeente in de Nederlanden met een eigen geloofsleerboek. Voor de catechese in gezin, school en kerk werd gebruikgemaakt van verschillende leerboekjes, zoals de hanenboekjes of ABC-boekjes voor kinderen en de catechismussen van Calvijn, à Lasco en Micron. In 1563 werd de Heidelbergse Catechismus vertaald door Petrus Datheen. Deze catechismus verdrong de andere boeken geleidelijk, maar ze bleven nog lange tijd in omloop. In 1586 werd op de nationale synode in Den Haag besloten dat de Heidelbergse Catechismus gebruikt moest worden voor de leerdiensten in de kerk op zondagmiddag. Veel gemeenten negeerden echter het voorschrift van de synode. Pas in de tweede helft van de zeventiende eeuw werd de Heidelbergse Catechismus als leerboek voor de dienst op zondagmiddag algemeen aanvaard.⁸
Een calvinistisch vormingsoffensief⁹
Volgens John Exalto voltrok zich in de vroegmoderne tijd in de Nederlanden een calvinistisch vormingsoffensief. Het godsdienstonderwijs werd in reformatorische zin veranderd. De Gereformeerde Kerk kon haar wil echter niet dwingend aan de burgers opleggen. Het was de overheid die de schoolregels vaststelde. Reglementen en praktijk gaven aan andersdenkenden ruimte.
Het ABC-boek werd al honderden jaren gebruikt voor het leren lezen. Het Onze Vader, het Avé Maria en de geloofsbelijdenis behoorden tot de inhoud, oorspronkelijk in het Latijn. Na de Reformatie werd de inhoud aan de protestantse leer aangepast. In de oudste protestantse editie zijn zes hoofdstukken van de christelijke leer te vinden: het Onze Vader, de Twaalf Artikelen, de Tien Geboden, de heilige doop, het heilig avondmaal en de christelijke tucht, aangevuld met enkele ochtend- en avondgebeden. Het eerste protestantse ABC-boek werd tussen 1550 en 1553 onder leiding van Johannes a Lasco (1499-1560) uitgegeven. Hij was een Poolse edelman en theoloog die de leiding kreeg over de Nederlandse vluchtelingengemeenten. Vanaf 1540 was hij woonachtig in Emden, waar hij de Emder catechismus opstelde, die tot in de twintigste eeuw in gebruik bleef.
Het ABC-boekje werd Emder Bedingen (gebedenboekje uit Emden) genoemd. Het diende tot circa 1800 als model voor de Nederlandse ABC-boekjes. In sommige plaatsen werd het onderwijsmateriaal pas laat door nieuw vervangen. Ouders en schoolmeesters waren nog gehecht aan de oude teksten, zoals het boekje met de zeven boetepsalmen. Ook verliep de protestantisering op het platteland slechts langzaam.
Soms werd op school de Heidelbergse Catechismus of een uittreksel gebruikt. Deze catechismus werd ook wel ‘grote catechismus’ genoemd, omdat hij voor volwassenen was bestemd. De kerk wilde voor de jeugd een kleine catechismus gebruiken en voor schoolkinderen een nog eenvoudiger versie.
In Emden werd naast een grote ook een kleine catechismus uitgegeven. Marten Micron (1523-1559) schreef De kleyne catechismus oft kinderleere. Tot 1603 verscheen een groot aantal herdrukken.
In 1599 werd een kindercatechismus van Marnix van Sint Aldegonde (1540-1598), getiteld Cort begrijp, inhoudende de voornaemste hooft-stucken der christelijker religie gestelt vrage ende antwoordische wijse, uitgegeven. Dit boek – dat onder de nagelaten manuscripten van Marnix werd aangetroffen – kreeg veel bijval. De erfgenamen meenden er goed aan te doen het te laten drukken “tot nut ende voordeel der teere aencomende jonckheyt ende stichinghe aller christenen int ghemeen”, zoals uit de titelpagina blijkt. Leendert Groenendijk schrijft in een boek over Marnix dat het boekje bedoeld lijkt te zijn geweest voor godsdienstig huisonderricht. Ook hij spreekt van een offensief, een ‘catechetisch’ offensief gedurende de zestiende eeuw. Er verschenen talrijke vereenvoudigde catechismussen, vaak als ‘Kort begrip’ aangeduid.
De Heidelbergse Catechismus ontbrak aan het onderwijsmateriaal uit Emden. Dit materiaal verdween daarom na enige tijd uit het onderwijs. De predikant Herman Faukelius (circa 1560-1625) maakte in 1611 een samenvatting van de Heidelbergse Catechismus: Kort begrip der christelijke religie. Het boek van Marnix, evenmin op de Heidelbergse Catechismus gebaseerd, werd pas in 1659 vervangen.
Korte Onderwijsinghe
De eerste pagina’s van Korte Onderwijsinghe zijn uitgevoerd als ABC-boekje. Waarschijnlijk was het boekje bestemd voor meerdere leeftijdsgroepen onder de kinderen omdat het een ABC-boekje is waarin ook vragen en antwoorden – kenmerk van een catechismus – zijn opgenomen. Het kan daarom worden vergeleken met het eerder verschenen Cort begrijp van Marnix en de kleine catechismus van Micron.
Evenals de Heidelbergse Catechismus en andere ABC-boekjes bevat het boekje de Twaalf Artikelen van het geloof, de tien geboden en het Onze Vader. Daarnaast zijn nog enkele gebeden en spreuken toegevoegd.
Herman Herbers was – evenals het stadsbestuur van Gouda – een tegenstander van het gebruik van catechismussen in de kerk om eruit te preken. Hij vond dat de Schrift dan dienstbaar werd gemaakt aan de catechismus. De christelijke vrijheid werd ingeperkt en de gaven van de Geest werden aan regels gebonden. Hij schreef in zijn Bekentenisse des Gheloofs:
“We moeten erop letten of wij, net als de leerlingen van Christus, met een nieuwe tong spreken, ingegeven door de Geest. Als wij de gemeente ter lering voordragen wat wij eerst uit de commentaren van andere schrijvers hebben moeten verzamelen en in ons geheugen hebben vastgelegd, dan tonen we hiermee aan dat onze leer niet ontspringt uit de levende fontein, maar dat het om water gaat, dat uit door mensen gemaakte putten geschept is. We zijn dan geen dienaar van de Heilige Geest maar van de letter.”
In dit licht lijkt het onwaarschijnlijk dat Herman Herbers Korte Onderwijsinghe in de kerk heeft willen gebruiken. Dit zal ook hebben gegolden voor zijn zoon Dirck en voor Tombergius, beiden geestverwanten van Herman. Hij zal geen bezwaar hebben gehad tegen gebruik op scholen, temeer omdat het boekje geen leerstelligheden aan anderen wilde opdringen.
Heidelbergse Catechismus
Er was veel verzet tegen het voorgeschreven gebruik van de catechismus, niet alleen in Gouda, maar ook in steden als Delft, Leiden, Rotterdam en Hoorn. Het Gouds stadsbestuur was bang dat de synode erop uit was ‘een nyen pausdom te doen insluypen’. Veel predikanten echter beschouwden de Heidelbergse Catechismus als het enige gezaghebbende boek over de leer van de Gereformeerde Kerk, waarbij ze over het hoofd zagen dat in sommige calvinistische landen, zoals Zwitserland, een andere catechismus werd gebruikt.¹¹
Er brak een woelige periode uit, waarin aanhangers van Arminius en van Gomarus tegenover elkaar stonden. Arminianen, waaronder Oldenbarnevelt en de predikant Wtenbogaert – opsteller van de Remonstrantie in 1610 en een van de oprichters van de Remonstrantse Broederschap in 1619 – wilden de Heidelbergse Catechismus herzien om meer tegemoet te komen aan verschillende opvattingen. Gomaristen vonden dat de eenheid van de gereformeerde publieke kerk werd bedreigd. In mei 1607 werd door Oldenbarnevelt een voorbereidende vergadering voor een nationale synode bijeengeroepen. Een meerderheid vond dat belijdenis en catechismus niet veranderd mochten worden. Een nationale synode kwam er voorlopig niet.¹²
In 1607 en 1608 zijn in Holland nog twee provinciale synodes gehouden, waarin ook Korte Onderwijsinghe ter sprake werd gebracht. Toenemende spanningen tussen arminianen en gomaristen leidden ertoe dat daarna ook de provinciale synodes van Zuid- en Noord-Holland jarenlang niet bijeenkwamen.¹³
Pas in 1618 en 1619 werd in Dordrecht de nationale synode gehouden. Hier pleitten Utrechtse remonstranten voor een beknopter en gemakkelijker leerboek voor kinderen dan de Heidelbergse Catechismus. De tekst moest direct afkomstig zijn uit de Bijbel met vermelding van de bijbelplaatsen in de kantlijn. Catechisatie voor volwassenen zou niet meer nodig zijn als er een goed alternatief zou zijn voor jongeren.
Het verhaal van de Utrechtse remonstranten doet sterk denken aan opzet en inhoud van Korte Onderwijsinghe en het toont aan dat dit boekje daadwerkelijk voor kinderen bedoeld moet zijn geweest. Het voorstel van de remonstranten haalde het niet. De synode koos voor een ABC-boek dat al lang in de scholen werd gebruikt.¹⁴
Over de geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus werd een ‘Acte van Approbatie’ vastgesteld die aan de Staten Generaal werd aangeboden. Hierin is te lezen dat de leer in de Gereformeerde Kerken van Nederland onveranderd en ongeschonden behouden moet worden en dat de Staten ervoor moeten waken dat geen andere leer in de publieke kerken geleerd wordt.¹⁵
Goudse jeugd groeit in het wild op
De remonstrantse predikant Wtenbogaert schreef dat de Heidelbergse Catechismus in Gouda niet in de kerk werd geleerd en ook niet op school omdat het stadsbestuur en enige predikanten vonden “dat in die Catechismus verhandelt wierden verscheyden scherpsinnige ende disputabele materien, niet bequaem voor vele oudt-jarige late staen kinderen ende aenkomelingen in den Gelove”. Na het overlijden van Herman Herbers stelden de andere predikanten volgens Wtenbogaert Korte Onderwijsinghe op of lieten het opstellen, niet om het op de preekstoel te brengen, maar om het stadsbestuur te vragen of het als een kinderleer op school gebruikt mocht worden. Deze andere predikanten zagen tot hun verdriet de jonge jeugd in Gouda in het wild opgroeien zonder bondig onderwijs in de voornaamste punten van het christelijk geloof. Dit verklaarden zij tijdens de particuliere synode in 1608 te Dordrecht. Aanvankelijk circuleerden alleen handschriften, maar uiteindelijk werd het boekje buiten de predikanten om gedrukt. Wtenbogaert maakte voor zijn Kerckelijcke historie een samenvatting van de inhoud van het boekje. Hij schreef: “Siet leser, dit is dese so seer van ketterij beschuldigde Goudsche Catechismus.” Hij liet aan de lezer het oordeel over de ketterijen in dit ‘eenvoudich boecksken’.¹⁶
Herman Herbers kreeg van Wtenbogaert dus geen rol toebedeeld in de samenstelling van het boekje. De ‘andere predikanten’ handelden in ieder geval in diens geest.
De uitspraak van Wtenbogaert over de in het wild opgroeiende jeugd lijkt er op te wijzen dat op de Goudse scholen geen of geen geschikt lesmateriaal voorhanden was om de kinderen wegwijs te maken in de christelijke religie. De auteurs van Korte Onderwijsinghe zullen een boekje hebben willen schrijven voor een brede groep kinderen dat inhoudelijk voor alle instanties in Gouda aanvaardbaar was: voor kerk en stadsbestuur en ook voor de rector en conrector van de Latijnse of Grote School, de broers Willem en Cornelis Traudenius. Over Cornelis wordt in Duizend jaar Gouda geschreven dat hij in 1620 enige tijd uit beeld verdween, waarschijnlijk vanwege zijn ‘paapse sympathieën’. In 1634 werd hij alsnog tot rector benoemd, ondanks zijn rooms-katholieke geloofsovertuiging.¹⁷
Invloed Herman Herbers
Een belangrijke aanwijzing voor de invloed van Herman Herbers op de inhoud van het boekje is te vinden in de eerste regels: “Waarin bestaat u opperste goed? In mijn vereniging met God.” Herbers deed in zijn Bekentenisse des gheloofs veel mystieke of bevindelijke uitspraken die zijn gericht op eenwording met Christus.
De antwoorden op de vragen zijn veelal direct ontleend aan de Bijbel, een groot verschil met de veel leerstelliger Heidelbergse Catechismus. Opmerkelijk is echter het antwoord op de vraag naar verlossing van de dienstbaarheid der zonden: “Alzo dat Christus door zijn Geest de oude mens en kracht der zonde in mij doodt en mij een nieuw mens maakt, opdat ik der zonde gestorven zijnde, der gerechtigheid leve.” De bijbelteksten waarnaar wordt verwezen – Romeinen 6:6-10 en 1 Petrus 2:24 – leggen de nadruk echter op het kruis, de Geest wordt niet genoemd. Het antwoord in Korte Onderwijsinghe benadrukt de inwerking van de Geest in een wedergeboren mens. Ook hier is de invloed van Herman Herbers merkbaar, die in zijn Bekentenisse des Gheloofs op talloze plaatsen beklemtoonde dat de mens ontvankelijk dient te zijn voor de werking van de Heilige Geest.¹⁸
Kritiek op Korte Onderwijsinghe
Synodale kritiek
In augustus 1607 werd de particuliere synode in Delft gehouden. Dirck Herbers was hier als afgevaardigde van de classis Gouda aanwezig. Uit de acta blijkt niet dat over het boekje is gesproken. Het moest blijkbaar nog worden gedrukt.¹⁹ In opdracht van de synode schreven gedeputeerden op 13 februari 1608 een brief aan de predikanten in Gouda om hen van hun dwalingen in het dan dus gedrukte boekje te overtuigen.²⁰
Dirck Herbers was ook als afgevaardigde aanwezig op de particuliere synode te Dordrecht in oktober 1608. In de acta werd hij niet genoemd met betrekking tot Korte Onderwijsinghe. Het boekje, in de acta Goudse Catechismus genoemd, werd wel besproken. De kerk van Gouda zou hebben voorgewend een catechismus te hebben gepubliceerd tot stichting van haar jeugd. Het boekje moest uit de scholen worden geweerd. De Heidelbergse Catechismus moest weer [sic] worden ingevoerd.²¹
De predikanten Ruard Acronius en Egbert Aemilius reisden in opdracht van de synode naar Gouda om stadsbestuur en kerkenraad te bewegen zich aan de andere kerken van Zuid-Holland aan te passen. Hun opdracht mislukte. De Gouwenaars vertelden de gedeputeerden dat zij niets nieuws in de kerk hadden ingevoerd. Invoering van de Heidelbergse Catechismus wilden zij uitstellen tot na een te houden nationale synode. Het stadsbestuur wilde niet meer lastig gevallen worden over deze zaak.²²
Pas tien jaar later werd de volgende particuliere synode gehouden: oktober 1618 in Delft. Het ook nu Goudse Catechismus genoemde boekje was weer onderwerp van gesprek. Dirck Herbers verklaarde dat zijn vader, hij en Tombergius het boekje hadden geschreven met geen andere bedoeling dan onderwijs aan de schoolkinderen in Gouda. Arminius had het boekje gezien en gelezen. Het speet Dirck dat het boekje ooit was uitgekomen. Hij had alle exemplaren teruggenomen. Dirck verwachtte dat de catechismus van de Gereformeerde Kerk volgens de besluiten van de komende nationale synode ingevoerd zou worden, omdat de meerderheid van de kerkenraad daartoe bereid was.²³
Het lijkt erop dat deze verklaring onder druk is gedaan. Twee weken na de synode kwam Prins Maurits naar Gouda om de wet te verzetten. De stadsbestuurders werden door contraremonstranten vervangen. Dirck Herbers werd na afloop van de nationale synode in 1619 met veel andere remonstrants gezinde predikanten afgezet.
Arminius schreef over het boekje aan de predikant en hoogleraar Conrad Vorstius op 31 maart 1609: “Het boekje dat gij de Goudsche Catechismus noemt, ofschoon het zelf die naam niet draagt, heeft de Goudse predikanten tot auteurs, die vóór de editie mij hebben geraadpleegd, met uiteenzetting van de redenen waarom zij meenden dat het moest worden uitgegeven. En zij hebben bewerkt dat ik erin toestemde.”²⁴ Het is jammer dat Arminius niet heeft vermeld welke predikanten hem hebben geraadpleegd. Wellicht is ook Eduardus Poppius, opvolger van Herman Herbers en aanhanger van Arminius, nog bij de publicatie betrokken geweest. Hij studeerde, evenals Dirck Herbers, in Leiden, echter voordat Arminius daar hoogleraar werd.
Arminius gaf dus toestemming voor een kinderboekje. Het is moeilijk voorstelbaar dat hij toestemming zou hebben gegeven voor een catechismus voor volwassenen, geschreven door predikanten van een plaatselijke gemeente, in een periode dat de landelijke discussie over eventuele aanpassingen van de Heidelbergse Catechismus nog volop gaande was.
Sibrandus Lubbertus
Volgens Wtenbogaert gaven Lubbertus – hoogleraar theologie in Franeker – en anderen het boekje Korte Onderwijsinghe de naam Goudse Catechismus.²⁵ Lubbertus bestreed het socianisme, de leer die de drie-eenheid ontkent. Hij werd een gezaghebbend leider van de contraremonstranten na het vertrek van Gomarus uit Leiden in 1611.²⁶
Hij kreeg het boekje eind 1607 ter beoordeling toegezonden. Het was volgens hem “in dat allerschandelijkst riool van ketterijen” uitgegeven, waarmee hij dus Gouda bedoelde. Hij vond dat veel fundamentele leerstukken ontbraken. De inhoud was aangepast aan de sekte van de libertijnen en aan de neo-pelagianen, die geloven in de volmaaktheid van de mens in dit leven. Hij heeft zelfs met Oldenbarnevelt over het boekje gesproken. In een brief aan Oldenbarnevelt schreef hij dat de auteur de Poolse sekteleider Socinus had nagevolgd.²⁷
Kritiek vanuit het buitenland
Het boekje veroorzaakte ook onrust bij predikanten en hoogleraren in het buitenland. In een brief aan Lubbertus schreef Menso Alting, predikant in Emden, dat hij in de Goudse Catechismus de satan zag verschijnen als een goede engel om zijn werk des te beter te doen. De catechismus was als ABC-boekje uitgegeven omdat de religie opnieuw geleerd moest worden en er een ander fundament moest worden gelegd dan het bestaande kerkelijke fundament. De Marburgse hoogleraren Raphael Eglinus en Hubertus Sturmius vonden dat alle zenuwen van de religie in het boekje waren doorgesneden. Het was een kunstwerk van duivelse eenvoud.²⁸
Ruard Acronius
Volgens de Schiedamse predikant Acronius was het boekje een duivels werk en een van de vele pogingen van de duivel om de waarheid omver te stoten. De Goudse drukker Jacobus Migoen was een afvallige omdat hij niet in de erfzonde geloofde en hij droomde over de volkomenheid in dit leven. De Goudse Catechismus besteedde geen aandacht aan de erfzonde. Acronius verweet de auteurs dat zij volstonden met het citeren van bijbelteksten. In een catechismus behoorden de verschillen met allerlei sekten naar voren te komen.²⁹
Reinier Donteclock
De uit Vlaanderen afkomstige predikant Reinier Donteclock kan worden beschouwd als de felste bestrijder van Herman Herbers’ geloofsopvattingen voor zover die in strijd waren met de ware gereformeerde leer. Zij kenden elkaar al in Wezel, toen Donteclock nog ouderling was.³⁰
Donteclock was predikant in Delft, Voorschoten en Den Briel. Hij raakte regelmatig bij conflicten betrokken. Hij achtervolgde Herbers en ook Coornhert – bestrijder van de Gereformeerde Kerk – met zoveel vuur, dat het stadsbestuur van Delft de kerkenraad in 1586 verzocht hem niet meer in de ochtenddienst te laten voorgaan. Donteclock nam ontslag na een herhaald verzoek in 1590. In Den Briel – waar hij predikant en korte tijd rector aan de Latijnse school was – kreeg hij ruzie met zijn ambtgenoot Nicolaas van Dam en met burgemeester Hartichvelt. Hij ging weer in Delft wonen, waar hij nog enkele boeken schreef.³¹
In het voorjaar van 1586 reisde Donteclock naar Gouda om te spreken over Herman Herbers’ omstreden boek Corte verclaringhe over de woorden Pauli, Romeinen 2:28 (1584). De bijeenkomst was bij Herbers thuis en werd bijgewoond door de predikanten Bastingius en Helmichius, de Leidse hoogleraar Saravia, ouderlingen, een collega-predikant en stadsbestuurders. Op de tweede dag werd Donteclock door burgemeester Keghelingen vanwege zijn heftig optreden berispt. De bijeenkomst werd gestaakt. Herbers liet zich in zijn Bekentenisse des Gheloofs ontvallen dat zijn “goede gevoelen voor Donteclock wat veranderd was sindsdien”.³²
Deze Donteclock schreef ruim twintig jaar later als reactie op de verschijning van Korte Onderwijsinghe zijn Proeve des Gouschen Catechismi.³³ Donteclock noemde Herman Herbers niet als mogelijke auteur, misschien omdat Herbers in februari 1607 was overleden. Diens zoon Dirck werd wel genoemd als degene die had verzuimd om de particuliere synode van augustus 1607 in Delft over het toen nog te drukken boekje te informeren.
Volgens Donteclock vormden de informatie op het voorblad ‘gedruckt tot dienst vande jeucht’ en het afgedrukte ABC een dekmantel. Het boekje was volgens hem helemaal niet geschikt voor kinderen.
De publicatie van Korte Onderwijsinghe werd door Donteclock gekoppeld aan de verwikkelingen in het land over de Heidelbergse Catechismus. Donteclock behandelde het boekje alsof het om een mogelijke vervanger zou gaan. Het zou afkomstig zijn uit Leiden – waarmee hij Arminius bedoelde – en de verbeterde catechismus zijn. Het zou bedoeld zijn om op een bijeen te roepen nationale synode besproken te worden. Door het boekje te vergelijken met de Heidelbergse Catechismus kon Donteclock er felle kritiek op leveren. Hij kon nu schrijven het vreemd te vinden dat er in Gouda een catechismus werd uitgegeven, waar jarenlang geen catechismus werd gepreekt.
Eerst werd het boekje geprezen: alles wat je moet weten om zalig te worden, wordt kort en duidelijk weergegeven; de catechismus is waarachtig en is in overeenstemming met Gods woord; de vragen worden voor zover mogelijk met de woorden van de Bijbel beantwoord. Vervolgens werd het boekje – volkomen in strijd met het voorgaande – aan felle, onheuse kritiek onderworpen. Het was een algemene en onzekere geloofsbelijdenis. De christenen werden niet van elkaar onderscheiden, de ware gelovigen niet van degenen die dwaalden, de sekten niet van de ware kerk. Alle twistpunten waren weggelaten. Donteclock ging er volledig aan voorbij dat het boekje was bedoeld voor onderwijs aan kinderen op scholen.
Het boekje sprak niet over erfzonde, volgens Donteclock om aan de coornhertisten tegemoet te komen. Hij verwees hier naar het gebruik van de Goudse predikanten om het woord ‘erfzonde’ in hun gebeden niet te noemen terwille van de coornhertisten, die dan wellicht de kerkdiensten zouden willen bijwonen.³⁴ De term ‘coornhertist’ was een vrij algemeen scheldwoord evenals ‘libertijn’ of ‘pelagiaan’, gehanteerd door predikanten die meenden dat anderen de ware leer niet uitdroegen. De in 1590 in Gouda overleden Coornhert had wel geestverwanten, maar hij opereerde solistisch.³⁵
Het boekje repte volgens Donteclock evenmin over het enig Goddelijke Wezen en de drie daarin bestaande personen. Alleen de Vader werd God genoemd, niet Jezus Christus noch de Heilige Geest. Ook de tweenaturenleer bleef achterwege om de arianen (die het dogma van de drie-eenheid verwierpen) en andere lasteraars tegemoet te komen.
De kritiek werd steeds heftiger: de Goudse Catechismus was een verduistering en bespotting van de christelijke religie, geen onderwijzing. Het boekje kwam in woorden overeen met de Heilige Schrift, maar het deed dat niet als het om de ware betekenis gaat waar alles om draait.
Volgens Donteclock bleef het boekje dicht bij de Bijbel maar toch zag hij kans om de inhoud te koppelen aan een reeks van ‘ketters’: David Joris, Sebastiaan Frank, Coornhert, Pelagius, arianen, ubiquitisten, wederdopers en buitenkerkelijken werden gebruikt om het boekje verdacht te maken.³⁶
Goudse Canon
De onwaarachtige voorstelling van zaken met betrekking tot dit boekje voor kinderen door Donteclock en andere scherpslijpers laat zijn sporen tot in deze tijd na.
Ook de Goudse Canon is daar niet geheel vrij van. Het boekje heeft een ‘venster’ gekregen met als opschrift ‘De Goudse Catechismus’. In deze canon is te lezen dat Gouda lange tijd de enige stad was met een eigen catechismus. Verderop wordt gelukkig duidelijk gemaakt dat het om een leerboekje voor kinderen ging. Volgens de canon zou het boekje in de volksmond Goudse Catechismus zijn gaan heten. Het waren echter tegenstanders van de Goudse predikanten die het boekje zo gingen noemen, bedoeld als een smalende uitdrukking voor een boekje dat nooit de Heidelbergse Catechismus zou kunnen vervangen. Het boekje wordt in de canon uniek genoemd, maar die uniekheid is vooral veroorzaakt door de ophef die het bij de tegenstanders teweegbracht.
De Goudse predikanten wilden een voorbeeld stellen door een catechismus voor schoolkinderen te schrijven die dicht bij de Bijbel bleef en niet tot verdeeldheid zou leiden. Het godsdienstonderwijs aan schoolkinderen was in Gouda waarschijnlijk gebrekkig. De predikanten voelden zich verantwoordelijk en deden hun plicht door schoolkinderen wegwijs te maken in de eerste beginselen van de christelijke religie met behulp van een boekje dat hiertoe meer uitnodigde dan de tot onenigheid leidende en door het stadsbestuur verboden Heidelbergse Catechismus, die zeker voor kinderen veel te moeilijk was. De auteurs zullen onvoldoende beseft hebben dat hun bestrijders de verschijning van het boekje juist zouden aangrijpen voor hun felle kritiek.
Tot slot
Gouda voer tot 1618 een eigen, gematigde koers. Het stadsbestuur meende zelfs dat Gouda een geheel eigen religie kende.³⁷
Het stelde predikanten aan die bij dit gematigde beleid pasten. Ook Korte Onderwijsinghe paste bij deze traditie: het boekje hield zich verre van de landelijke twistpunten over de Heidelbergse Catechismus tussen arminianen en gomaristen. In die zin is het een ‘eigen catechismus’, maar dan wel voor kinderen. Het was een kleine, sterk bekorte catechismus, voor gebruik op school, niet voor gebruik in de kerk. Gouda had een eigen geloofsleerboek voor kinderen, maar was daarin niet uniek.
De benaming Goudse Catechismus voor Korte Onderwijsinghe is een vlag die de lading niet dekt. Hedendaagse lezers worden door deze naam op een dwaalspoor gebracht omdat de suggestie wordt gewekt dat het boekje een grote catechismus voor volwassen kerkgangers zou zijn, vergelijkbaar met de Heidelbergse.
Het zou van respect voor de auteurs getuigen om het boekje weer Korte Onderwijsinghe der kinderen inde Christelijcke Religie te noemen, de titel die zij er zelf aan hebben gegeven en die exact weergeeft waar het de auteurs om te doen was. Misschien kan deze daad er toe bijdragen de dominante positie van de vroegere scherpslijpers te doorbreken en de beeldvorming over het religieuze leven in Gouda in de laatste decennia van de zestiende en de eerste decennia van de zeventiende eeuw van eeuwenoude vooroordelen en verdachtmakingen te zuiveren. Dit artikel vormt een aanzet daartoe.
Het ‘eenvoudich boecksken’ is voor een ieder in te zien in het streekarchief Midden-Holland in Gouda, waar het onder de correcte naam is gearchiveerd.³⁸
Kees Plaizier
oktober 2017
Voetnoten
¹ P.H.A.M. Abels, ‘Tussen gewetensvrijheid en kerkelijke dwang’ in T. de Nijs en E. Beukers eds., Geschiedenis van Holland, deel 2 (Hilversum 2002) 287-329, aldaar 318.
² Kees Plaizier, Herman Herbers, Gouds predikant van 1582-1607. Een mystieke weg (Gouda 2011).
³ M.G.K. van Veen, ‘De Goudse catechismus’ in: Nederlands Theologisch Tijdschrift 60/3 (2006) 193-207, aldaar 207.
⁴ ‘De Goudse Catechismus’, www.goudsecanon.nl (geraadpleegd 18-9-2017).
⁵ U.G.M. Doedens, ‘Verdraagzaam, rechtzinnig en gemoedelijk. De Hervormde Gemeente van Gouda 1572-2017 in Tidinge van die Goude, jaargang 35, mei 2017, nr. 2, p. 49-57, aldaar 51.
⁶ Ibidem, 51.
⁷ Hoofdstuk 8 van Herman Herbers, Gouds predikant van 1582-1607 is geheel gewijd aan het boekje. Veel informatie over het boekje is aan dit hoofdstuk ontleend.
⁸ W. van ’t Spijker e.a., Het Troostboek van de kerk. Over de Heidelbergse Catechismus (Houten 2005) 161, 208-209, 235-236 en W. Verboom, De catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie (Amsterdam 1987) 115-116.
⁹ Voor deze paragraaf is de volgende literatuur gebruikt: John Exalto, ‘Alphabet, Bibel, Katechismus: Das ABC der vormodernen Grundschule in den Niederlanden’ in: Zeitschrift für Erziehungswissenschaft (2012) 15, 65-77; H. Veldman, ‘Lasco, Johannes a’ in: G. Harinck e.a. (red.) Christelijke Encyclopedie (Kampen 2005), www.protestant.nu (18-9-2017); W.F. Dankbaar, ‘Micron, Marten’ in: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 2 (Kampen 1983) 327-330; Leendert F. Groenendijk, ‘Marnix’ kindercatechismus’ in: Henk Duits en Ton van Strien (red.), Een intellectuele activist. Studies over leven en werk van Philips van Marnix van Sint Aldegonde (Hilversum 2001) 76-86, aldaar 77-78.
¹⁰ Herman Herbers, Bekentenisse des Gheloofs. Van verscheijden articulen der Christelicker leere, welcke voor breeder verclaringhe gestelt zijn van Hermanno Herbers, dienaer des woorts binnen der Gouda (…) Gouda 1592, f. 366-367, Gouda, SAMH, depot 524B7; Plaizier, Herman Herbers, 238.
¹¹ Van Veen, ‘De Goudse catechismus’, 194, 195, 206.
¹² J.I. Israel, De Republiek 1477-1806, deel 1 (Franeker 1997) 430, 466, 510 e.v.; Plaizier, Herman Herbers, 264.
¹³ Plaizier, Herman Herbers, 251-253.
¹⁴ H. Kaajan, De Pro-acta der Dordtse synode in 1618 (Rotterdam 1914) 172, 182, 193-194, 199, 207-208, 210, 212-213; Plaizier, Herman Herbers, 272, 274, 275.
¹⁵ J.N. Bakhuizen van den Brink, De Nederlandse Belijdenisgeschriften (Amsterdam 1976) 38, 39.
¹⁶ Joannes Wtenbogaert, Kerckeliicke historie (…) (Rotterdam 1647), 410-411; Plaizier, Herman Herbers, 251-252, 269-70.
¹⁷ H.A. van Dolder-de Wit e.a., ‘Arm van goed en rijk van geest’ in: P.H.A.M. Abels eds., Duizend jaar Gouda. Een stadsgeschiedenis (Hilversum 2002) 366-416, aldaar 410-411; Plaizier, Herman Herbers, 44.
¹⁸ Plaizier, Herman Herbers, 256-259.
¹⁹ J. Reitsma en S.D. van Veen eds., Acta der provinciale en particuliere synoden, deel 3, (Groningen 1894) 257-275.
²⁰ M. van Veen, ‘Goudse catechismus’, 201.
²¹ Reitsma en Van Veen, Acta, 282-283; Plaizier, Herman Herbers, 251.
²² M. van Veen, ‘Goudse catechismus’, 202.
²³ Reitsma en Van Veen, Acta, deel 3, 301-302; Plaizier, Herman Herbers, 253.
²⁴ Cornelis van der Woude, Sibrandus Lubbertus. Leven en werken, in het bijzonder naar zijn correspondentie (Kampen 1963) 180; Plaizier, Herman Herbers, 261-262.
²⁵ Wtenbogaert, Kerckeliicke historie, 408; Plaizier, Herman Herbers, 247.
²⁶ C. van der Woude, ‘Lubbertus Sibrandus’ in: D. Nauta en J. van den Berg eds., Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 1 (Kampen 1978) 143-145; Plaizier, ‘Herman Herbers’, 247.
²⁷ Van der Woude, Sibrandus Lubbertus. Leven en werken, 178-179; Plaizier, Herman Herbers, 260-261.
²⁸ Ibidem 179-180; Ibidem, 260-261.
²⁹ M. van Veen, ‘Goudse catechismus’, 203, 205.
³⁰ Van der Gouw, ‘Herman Herbers te Wezel’, 62-63; Plaizier, Herman Herbers, 63.
³¹ G.P. van Itterzon, ‘Donteclock, Reginaldus (Reinier)’ in: D. Nauta en J. van den Berg eds., Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 2, 1983, 173-176; Plaizier, Herman Herbers, 174.
³²J. Loosjes eds., Biographisch Woordenboek van Protestantsche Godgeleerden in Nederland, deel 3 (Den Haag 1919-1949) 708; Herman Herbers, Bekentenisse des Gheloofs, 3e antwoord op zendbrief Donteclock; Plaizier, Herman Herbers, 76-77, 174-175.
³³ R. Donteclock, Proeve des Gouschen Catechismi ofte korte onderwijsinge inde Christelijcke religie tot waarschuwinge van andere steden ende haere Gereformeerde kercken voor alle onnoodige en schadelijcke nieuwicheden in saecken de leere ende religie aangaande (Delft, z.j.) Gouda, SAMH depot 2306G3 (samengebonden met Korte Onderwijsinghe).
³⁴ Acta Classis Gouda 1605-1606, 1617-1620, aldaar 1606 IV classis ordinaris. Krimpen aan de IJssel, dinsdag 4 juli 1606, www.paulabels.nl, rubriek ‘Bronnen’, geraadpleegd 18-9-2017.
³⁵ M. Roobol, Landzaken. De godsdienstgesprekken tussen gereformeerde predikanten en D.V. Coornhert onder leiding van de Staten van Holland (1577-1583) Amsterdam 2005, 28-29.
³⁶ Een uitvoeriger bespreking van Proeve is te vinden in: Plaizier, Herman Herbers, 263-269.
³⁷ P.H.A.M. Abels, ‘Van ketternest tot bolwerk van rechtzinnigheid’ in: P.H.A.M. Abels eds., Duizend jaar Gouda. Een stadsgeschiedenis (Hilversum 2002) 417-454, aldaar 429.
³⁸ Anoniem, Korte Onderwijsinghe der kinderen inde Christelijcke religie (Gouda 1607) Gouda, SAMH depot 2306G3.