Gouda kiest voor Herman Herbers

Herbers is van 1582 tot aan zijn dood in 1607 gereformeerd predikant van de Sint-Janskerk in Gouda geweest. De Goudse stadsbestuurders moeten in Herbers iets van hun eigen religieuze opvattingen herkend hebben: hun streven naar een brede volkskerk, hun erasmiaanse gezindheid, hun verlangen naar vrede en broederschap. De beroemde Goudse Glazen in de Sint-Jan vertellen een door Erasmus geïnspireerd beeldverhaal over leven en lijden van Christus wat nieuw was voor die tijd. Erasmus legde de nadruk op innerlijke beleving van het geloof door de individuele mens zoals veel eerder de Moderne Devotie al had gedaan. Het bijbels humanisme van Erasmus moet de Goudse bestuurders en Herbers hebben aangesproken. Gouda wilde de Rooms-Katholieke Kerk hervormen en Herbers paste precies bij dit streven. Ook hij streefde een brede kerk na voor iedereen die zich tot het gezuiverde geloof aangetrokken voelde.

In 1572 was de stad vrij geruisloos overgegaan naar Willem van Oranje zonder veel enthousiasme voor de opstand. Gouda was vredelievend en keerde zich daarom tegen extreme godsdiensuitingen, waaronder het calvinisme met zijn strenge geloofsregels. De calvinisten schaarden zich achter de opstand, die zij zagen als een strijd om geloofsvrijheid. Gouda daarentegen wilde een pragmatische – zoals we nu zouden zeggen – en gematigde koers varen in een periode waarin veel zekerheden werden aangetast. Hervorming en Opstand vielen samen en moeten een grote uitwerking hebben gehad, zowel op de Goudse bestuurders als op het volk. Er was een grote behoefte om de eendracht te bewaren in deze woelige tijden. Scherpslijperij van welke godsdienst dan ook paste daar niet bij. Deze Goudse religieuze politiek wordt wel tolerant, liberaal of vrijzinnig genoemd, maar we moeten oppassen deze hedendaagse begrippen toe te passen op een periode die meer dan 400 jaar achter ons ligt. Gouda wilde de orde bewaren en probeerde dit te doen met haar eigen stadsreligie. Ook Gouda had moeite met andersdenkenden: de rechtzinnige calvinisten, maar ook de joden. ‘Dolerenden’ – zoals de strenge calvinisten zich noemden, veelal als vluchteling afkomstig uit de Zuidelijke
Nederlanden – werd het moeilijk gemaakt hun godsdienst uit te oefenen toen zij besloten hun eigen diensten te houden. Gouda had ‘vrijheid van geweten’ hoog in het vaandel staan, maar gelovigen die zich niet thuis voelden bij Gouda’s eigen religie werden in hun vrijheden beknot zodra ze hun geloofsopvattingen in het openbaar beleden.

Gouda koos bewust voor Herbers als predikant van de Gereformeerde Kerk. Hij was al eerder voor enkele maanden uitgeleend door Dordrecht, waar hij vanaf 1577 predikant was en veel mensen naar de kerk wist te trekken. Hier kwam hij in opspraak, omdat hij zich niet in alle opzichten hield aan de leerregels van de kerk. Hij liet na om in de kerk uit de Heidelbergse Catechismus te leren. Hij wilde zich alleen op de Bijbel en op Jezus Christus richten, niet op menselijke toevoegingen. Bovendien werd hij, waarschijnlijk ten onrechte, in verband gebracht met het opnieuw uitgeven van het Wonderboeck van David Joris, een spiritualist uit de eerste helft van de zestiende eeuw die zichzelf als een profeet zag. Het spiritualisme is een geloofsovertuiging die het christendom uitsluitend als een geestelijke kracht en werkelijkheid ervaart. De gelovigen denken daarom geen kerk, sacramenten en leerregels meer nodig te hebben.

Herbers’ tegendraadse geloofshouding bracht hem vele malen in aanvaring met zijn rechtzinnige ambtsbroeders. Hij bleef als dissident bijna 25 jaar een vast agendapunt op de provinciale vergaderingen, waar hij meestal verstek liet gaan op gezag van het Goudse stadsbestuur. In 1582 werd hem in Dordrecht verboden om aan het avondmaal deel te nemen en vervolgens werd hij door het stadsbestuur ontslagen. In Gouda kreeg hij een warm onthaal. Het stadsbestuur steunde hem tot het eind van zijn leven, ook toen hij in aanvaring kwam met zijn collega Bommelius of te weinig oog bleek te hebben voor de rechtzinnig calvinistische vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden.

Plattegrond van de stad Gouda gemaakt door Joh. Janssonius uit Lod. Guicciardini’s “Beschrijvinghe der gantscher Nederlanden”, 1648. Herbers woonde ten noorden van het stadhuis, op de hoek van de Nieuwstraat en de Kleiweg, nabij het voormalige Maria Magdalenaklooster.

In 1584 verscheen Herbers’ boek Corte verclaringhe over de woorden Pauli Romeinen 2:28. Hij keerde zich hierin tegen het bindend gezag van catechismus en belijdenis en verwierp de strenge opvattingen over predestinatie. Hij bepleitte vrij onderzoek van de Bijbel en een christelijke gezindheid, die hij terugvond in de woorden van Paulus.
Het boek veroorzaakte veel opschudding binnen de Gereformeerde Kerk. In 1586 werd hij echter door de Nationale Synode in Den Haag nog vrijgesproken van alle onrechtzinnigheid. In 1591 werd Herbers echter door de provinciale synode in Den Haag wegens onrechtzinnigheid geschorst. Schorsing en dreiging met excommunicatie hebben echter geen effect gesorteerd. In 1593 namen ook de Staten van Holland het voor hem op. Zelfs Oldenbarnevelt bemoeide zich met de zaak. Herbers werd uiteindelijk weer in vrede met de kerk herenigd en dit bleef zo tot aan zijn dood dankzij politieke bemoeienissen met een religieus vraagstuk, wat in Herbers’ tijd niet ongebruikelijk was. Zo nu en dan werd de kerk in Gouda nog tot de orde geroepen, maar veel invloed heeft dit niet gehad. Onderwijzing uit de catechismus bleef in de kerk achterwege.

 Bron: Herman Herbers, Gouds predikant van 1582-1607 (Gouda 2011)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *