Opmerkelijk is de overeenkomst tussen Herbers’ Bekentenisse des Gheloofs en Erasmus’ Enchiridion, waar het de mystieke formulering betreft van hun geloofsopvattingen. Volgens de bekende historicus Johan Huizinga was Erasmus niet ontvankelijk voor mystiek, maar diens Enchiridion militis christiani wekt een andere indruk. Het werd in 1501 geschreven en daarna vele malen herdrukt en vertaald. De titel kan worden vertaald met Handboek van de christensoldaat of Handzwaard van de christensoldaat. Wellicht heeft Herbers in het cisterciënzer klooster kennis kunnen nemen van de inhoud van dit werk. Het heeft een mystieke inslag, omdat er een verlangen in doorklinkt naar vereniging met God. De mens dient zich als beelddrager van Christus naar het geestelijke te richten.
Erasmus legde de nadruk op het innerlijk van de mens. Hier vindt het contact met God plaats en kan hij geestelijk gelijk worden aan God als een volmaakt christen. Zowel Erasmus als Herbers benadrukten de diepere betekenis van het Woord, dat als geestelijk moet worden beschouwd. Beiden volgden de weg van verinnerlijking.
Herbers was een vrijmoedig man die kennisnam van de geloofsstandpunten van andersdenkenden, wat hem niet in dank werd afgenomen door zijn ambtsbroeders. Hij bouwde zijn fundament echter niet op menselijke geschriften, maar alleen op Jezus Christus. Hij verwees hiervoor naar Mattheüs 17:5:
“Want God Almachtig, de vader van onze Heer Christus, die heeft zijn Zoon uit de hoge hemel dusdanige getuigenis gegeven, zeggende: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister naar hem!’”
Herbers zal ongetwijfeld tijdens kerkdiensten in de Sint-Jan, waarin hij voorging, zijn oog wel eens hebben laten vallen op het in 1555 door Dirk Crabeth ontworpen en gebrandschilderde raam De doop van Jezus door Johannes. Het was het eerste na de brand van 1552 geplaatste raam. Het werd als het voornaamste glas in de kerk gezien, omdat het door de bisschop van Utrecht, Joris van Egmond, was geschonken. Het kreeg daarom een centrale plaats achter het altaar in het koor.
In dit raam is deze passage uit Mattheüs in de tekstrol aangebracht en deze tekst is ook te vinden bij Erasmus in de inleiding bij zijn uitgave van het Nieuwe Testament. Volgens Erasmus, is het beter het evangelie te lezen dan de werken van geleerden, omdat in het evangelie Christus zelf aan het woord komt. Christus wordt bij ons aanbevolen door God zelf. Het gebrandschilderde raam lijkt zo een iconografische verbinding te vormen tussen de spirituele geloofsbeleving van Erasmus en die van Herbers.
Het is daarom alleszins begrijpelijk dat het stadsbestuur en veel inwoners van Gouda bijzonder ingenomen geweest moeten zijn met deze predikant.
In het zevende hoofdstuk van Bekentenisse des Gheloofs komt het verschil aan de orde dat Herbers maakte tussen het dopen door Johannes, Jezus en de apostelen. De dienst van de apostelen zou volgens Herbers met meer kracht en kennis gepaard zijn gegaan dan de dienst van Johannes de Doper. Aan de apostelen was de genade van Christus geopenbaard. Johannes heeft wel het geloof aan Christus, maar niet het geloof in Christus gepreekt. De goddelijke liefde is door het doopsel van Johannes nog niet ontvangen, want deze moet door de Heilige Geest in de harten van gelovige christenen worden uitgestort. Herbers’ opponenten begrepen uit diens woorden dat het blijkbaar niet genoeg is om door Johannes gedoopt te zijn. Maar volgens Herbers heeft ieder werk zijn eigen tijd en effect: de doop door Johannes en het dopen door de apostelen. Elk werk leidt tot verhoging van de werkelijkheid in genade, het ene na het andere. Herbers probeerde zijn opponenten duidelijk te maken, dat na inkeer of boetedoening de gelovige nog aangeraakt dient te worden door de werking van de Heilige Geest en een proces van wedergeboorte moet doormaken. Zowel het gebrandschilderde raam ‘De doop van Jezus door Johannes’ als het raam ‘Jezus’ eerste prediking’ (in 1556 eveneens door Dirk Crabeth vervaardigd) beelden uit wat Herbers bedoelde. Het centrale deel van het eerste raam laat het moment zien, waarop Jezus uit het water komt. De hemel opent zich en Johannes ziet de Geest van God als een duif op Jezus neerdalen, zoals in Matteüs 3:16 is te lezen. De doop zelf wordt niet afgebeeld, maar de mystieke aard van de gebeurtenis, waarbij God, Jezus en de Heilige Geest met elkaar worden verbonden. Johannes besefte dat zijn doop met water niet meer was dan een onvolledige reiniging. De gelovige kon alleen volkomen worden gezuiverd door de kracht van de Heilige Geest.
Het glas ‘Jezus’ eerste prediking’ beeldt uit wat in Johannes 5:36 door Jezus wordt gezegd: “Maar ik heb een belangrijker getuigenis dan Johannes: het werk dat de Vader mij gegeven heeft om te volbrengen. Wat ik doe getuigt ervan dat de Vader mij heeft gezonden.” Op de achtergrond zijn twee dooptaferelen te zien: Johannes en zijn discipelen, die bekeerlingen dopen en Jezus en zijn discipelen, die hetzelfde doen. Het aantal dopelingen bij Jezus is groter. De glazen beklemtonen dat het uiteindelijk om Jezus gaat en niet om Johannes en vormen zo een perfecte illustratie bij Herbers’ geloofsovertuiging.
Bron: Herman Herbers, Gouds predikant van 1582-1607 (Gouda 2011)